klik op het logo hierboven
Als geboren Wateringer en omdat ik al als kind iets had
met de WSM, las ik met belangstelling
busbrief 111 over de WSM. In deze brief staat een bus voor de
kerk en voor de smederij van Lipman geparkeerd (zie foto onderaan). Dit
kan helaas geen bus van Jan Lipman geweest zijn zoals er beschreven
staat maar van Piet Lipman de directeur van de voormalige VIOS. Het
waren absoluut broers en Jan was de eigenaar van de voormalige smederij.
Mijn vader kende Jan heel goed en zodoende kende ik de Lipmannen ook
heel goed zoals zijn zoon Nol, tante Jo en tante Mies. Piet Lipman was
een wat stugge man maar toch waren in die jaren alle kinderen vanuit de
buurt welkom om op woensdag- en zaterdagmiddag naar het kindertelevisie
programma te komen kijken. Zo was 'ie dan wel.
Verder was Wateringen een enclave van buschauffeurs van zowel de WSM als
de VIOS. Zo kenden we "Blauwe" Gerrit van Ravenhorst, Piet en Willem
Verbraeken, van Reeuwijk en nog vele meer. Mijn
belangstelling voor de WSM heeft alles te maken met mijn reeds overleden
oom Jan van Velden die enige jaren na de oorlog werkzaam was als
tijdelijke chauffeur en later monteur bij de WSM. Zijn tijdelijke werk
als chauffeur was een anekdote op zich want hij reed ook deels de
stadslijn in Den Haag. De voornamelijk vrouwelijke passagiers die zich
bewogen van en naar de markt, dat was een verhaal op zich. Aan het eind
van de dienst kreeg mijn oom Jan meer en meer de kriebels en hij
eindigde eenmaal thuisgekomen na een dag op de bus in de regenton om
zich te ontdoen van de opgelopen vlooien voordat 'ie ook maar één stap
in huis mocht zetten ha ha ha.
In die tijd waren vlooien en ander klein ongedierte niets bijzonders.
Als klein kind kon ik al gauw duidelijk maken dat ik busgek was bij het
zien van een SEM-bus. Dat vond mijn oom natuurlijk prachtig en zolang ik
niet nog naar school hoefde, vergat hij me niet als hij dagdienst had.
Als er ergens een bus kapot stond in Delft of Rotterdam haalde hij me op
in de Wateringse Wilhelminastraat. De mooiste bus in mijn herinnering
was de Scania-Vabis en ik herinner me dat op de rechter voorwielkuip een
passagiersbankje geplaatst was met prachtig uitzicht op de weg. De rit
ging dan over de enige weg naar Delft via de Lange Kleiweg in Rijswijk
om vervolgens met goede stuurkunst het bruggetje bij Calvé over te
steken. De bussen roken voorin echt naar diesel en olie en op de Lange
Kleiweg dacht ik wel eens dat door de klinkerweg de hele bus uit elkaar
dreigde te rammelen. De geldbakjes en kaartjes automaat waren op de
motorkap gemonteerd. Maar aan de herrie leek niemand zich te storen, dat
was normaal. Eenmaal naar school ging ik wel eens bij de WSM langs om
samen met mijn vader in de garage te gaan kijken. Dat kon toen nog
gewoon even. Ik wilde op die leeftijd eigenlijk maar één ding en dat was
automonteur worden, wat ik uiteindelijk niet werd.
In de Wilhelminastraat op nummer 24 woonde ook een WSM monteur. Dat was
een rasechte Delftenaar, ome Cor van de Weyer, die ook wel eens met een
bus in de straat verscheen. Ik zie hem nog steeds op zijn brommertje
thuiskomen met duidelijke sporen van de werkzaamheden die hij in de
garage verricht had. Zijn ontzettende aardige en lieve dochter Sjaan
werkte op het hoofdkantoor van de WSM. Een paar jaar terug sprak ik op
het schoolplein van de Pieter vd Plasschool met Louis Hollaar, een
helaas overleden voormalige WSM-chauffeur, die vertelde mij toen nog
contact met Sjaan te hebben.
De noordzijde van de Wilhelminastraat sluit aan op de WillemIIIstraat en
vanaf daar tot aan de Kerklaan was het redelijk breed. Hier werden bij
de demping van het water aan de Heulweg en Herenstraat zelfs tijdelijke
bushaltes gemaakt omdat de bussen hun trouwe plekje op het Plein kwijt
waren. Dit kun je je nu niet meer voorstellen en om de boel te
complementeren was daar ook nog het transportbedrijf van Geert de Gier
gevestigd, plek zat dus en niet zeuren. In dat zelfde stukje woonde ook
de bekende WSM-chauffeur Gerrit van Ravenhorst die vanwege zijn blauwe
chauffeurspak “Blauwe Gerrit” genoemd werd.
Zoals gezegd werd ik geen automonteur maar leerde ik het vak van
elektromonteur met een grote liefde voor radio en TV. Op mijn vijftiende
kwam ik in dienst bij een toen zeer bekende firma hier in de buurt en
wel Hageman en Matthijs. Uiteraard hoorde oom Jan hier al gauw van en
vroeg me of ik van hem de groeten wilde overbrengen aan Herman Hageman.
Het werd al gauw duidelijk dat Herman ook na de oorlog bij de WSM als
monteur gewerkt had en zodoende kwam ik de WSM weer tegen en hij bleek
niet de enige ex-WSM-er die ik hier tegen ging komen.
De appel viel niet ver naast de WSM boom want de vader van Herman staat
helemaal rechts op de foto en hij was de oud-stationschef van station
Poeldijk.
Eenmaal in dienst bij de firma Hageman en Matthijs kwam ik erachter dat
de man die de dagelijkse boekhouding deed, Hein Gerritse, ook een oud
WSM-er was en een functie als rangeerder had gehad. Hij was helaas
arbeidsongeschikt geraakt door een ongeval met een wagon. Wat kon die
tekeer gaan als tuinders weer eens niet de rekeningen konden betalen
vanwege de destijds heersende armoe in de tuinderij.
Maar we waren er nog niet want er kwam ook nog een oud WSM monteur over
de vloer en wel Arie van Bremen, een van oorsprong Giessendammer. Arie
was inmiddels gepensioneerd en haalde en bracht graag spullen zoals
televisies met zijn VW Kever om te repareren . Er kwam ook nog een ander
persoon over de vloer en als ik me goed herinner heette die Karel
Bruining, een ontzettend aardige en rustige man. Deze laatste werd door
Arie "die rooie" genoemd en de heren waren niet echt vrienden.
Wat grijnzend vroeg oom Jan ook of ik hem wilde vragen om het verhaal
van de rijdende bus zonder chauffeur eens in geuren en kleuren te
vertellen. En dat deed ik natuurlijk. Wat bleek, de man was samen met
een collega een de grootste schavuiten geweest in de garage. Zo kon het
gebeuren dat ome Cor vd Weyer zijn broodblik aan de werkbank vast
gesoldeerd vond of iemand vond zijn zijn fiets meters hoog opgehangen
waarna hij die fiets weer van de dakspanten af moest zien te krijgen.
Bij de WSM werkte de meest strenge hoofdcontroleur die je je voor de
geest kunt halen. Hij had een lange zwarte jas en een pet op. Herman en
zijn collega zouden een testrit met een bus gaan maken die aan de
voorkant nog niet afgewerkt was. Dat mocht eigenlijk niet, maar rijden
deed de bus uiteraard wel dus zo gezegd zo gedaan. Op de terugweg naar
de garage kregen ze plotseling de controleur bij een halte in het vizier
en ze moesten snel een beslissing nemen. De heren schavuiten doken al
rijdend bliksemsnel onder op de vloer van de bus en zo konden ze door de
open voorkant sturend, met handen en voeten, zien waar ze hun weg konden
vervolgen. De controleur wachtte totdat de bus bij de halte zou gaan
stilstaan maar deze reed zonder vaart te verminderen door en eenmaal
vlakbij zag de man geen chauffeur noch passagiers in deze rijdende bus.
De met stomheid geslagen man beweerde later in de garage bij hoog en bij
laag dat 'ie een bus zonder chauffeur voorbij had zien komen. Hilariteit
ten top was het natuurlijk. Het verhaal heeft nog heel lang
doorgeklonken bij de WSM en de man is er nooit achter gekomen welk
mysterie hier nu achter schuil ging. |